Hoe wist jij dat TMA iets voor de organisatie kon betekenen?
“We hadden TMA al een tijdje in huis, maar het werd tot een jaar of acht geleden vooral ingezet voor het begeleiden van mensen vanuit ziekte naar ander werk. Op een gegeven moment bedachten we ons dat we veel meer met TMA zouden kunnen doen, bijvoorbeeld ook op het gebied van werving en selectie, loopbaanontwikkeling, mobiliteit, teamontwikkeling, leidinggeven aan talent et cetera. We zijn gaan kijken naar wat TMA in huis had en dat bleek meer te zijn dan we hadden verwacht.”
Welke behoefte zag jij binnen de organisatie waarop je wilde inspelen?
“We zagen dat mensen wel wilden ontwikkelen, maar niet precies wisten op welke manier. TMA bleek een prachtig hulpmiddel om uit te zoeken wat er leeft bij mensen, wat ze willen, kunnen en waar hun talenten zitten. Dat hadden we nog niet in huis. Iedereen deed zijn best, maar alles ging vanuit een fingerspitzengefühl. Nu werd het objectiever gemaakt en kwam er meer richting. De TMA Talentenanalyse bleek voor ons een prima instrument om mensen te helpen om keuzes te maken.”
Is te meten welk resultaat het inzetten van de analyse heeft gehad?
“We hebben nooit de intentie gehad om te meten wat TMA doet, omdat er zo veel omgevingsfactoren zijn die ook positief of negatief bijdragen aan een ontwikkeling. Maar als we mogen afgaan op de gesprekken die we hebben gevoerd over TMA en de dingen die we zagen gebeuren, is het zeker succesvol geweest. Mensen komen dankzij de inzichten uit het talentmanagementsysteem makkelijker in beweging en gaan makkelijker met een vraag naar hun leidinggevende.”
De rol van de leidinggevende is essentieel om de medewerkers te helpen ontwikkelen. Hebben de leidinggevenden dat goed opgepakt?
“De meesten zeker. Er zijn er zelfs die hebben gezegd: ik wil dat al mijn medewerkers een TMA doen. Vrijwillig uiteraard, maar diegenen wilden ze wel de mogelijkheid geven. Daarmee kregen de leidinggevenden zelf meer houvast en meer sturingsmogelijkheden en konden zij de mensen makkelijker of misschien wel beter inzetten op hun werk.”
Bij gemeenten is sprake van opgavegestuurd werken. Dan kun je een fijn gesprek hebben met je leidinggevende, maar daarna moet je je talenten ook breder inzetten voor een andere opdracht of activiteit. Heeft de talentgerichtere werkwijze daarin ook ondersteund?
“Dat bleef moeilijk en dat heeft vooral te maken met het construct van opgavegericht werken, veelal in de matrixomgeving. Bij wie kun je dan terecht, is dat de opdrachtgever, je formeel leidinggevende of bij HR? Het kan dus alleen als álle leidinggevenden open-minded het gesprek aangaan met de betrokkene. Maar dat is bij onze gemeente helaas nog niet echt gelukt.”
Misschien ook interessant voor andere organisaties om hiervan te leren: wat zat er dan in de weg?
“Bij ons was dat de afstand tussen medewerker en formeel leidinggevende door de knip tussen functionele aansturing door de opdrachtgever en hiërarchische aansturing door de leidinggevende. We hebben met regelmaat de feedbackanalyses toegepast, maar hoorden vaak terug dat de leidinggevende de medewerker niet goed genoeg kende om een oordeel te kunnen vellen. Het samenspel tussen opdrachtgever en formeel leidinggevende is erg belangrijk gebleken.”